Alles in een-lumpsum
Per januari gaat de wet ‘Vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs‘ in. Daarmee wordt het berekenen van de lumpsumgelden voor scholen gemakkelijker. Het onderscheid tussen personele lumpsum en de materiële lumpsum verdwijnt. Het leermiddelenbudget, het scholingsbudget en ook de eerdere prestatieboxgelden en Velo-gelden voor cultuur zitten allemaal in dezelfde lumpsum.
Ook bijzondere middelen zitten in de lumpsum
Zelfs bijzondere middelen als NPO en werkdrukverlagingsgelden lopen via de lumpsum. De regels voor deze gelden blijven wel bestaan. Ook worden scholen bevraagd over hun NPO-inzet, maar ze hoeven dit niet meer te verantwoorden.
Dat betekent dat:
– Het aantal rekenregels om te komen tot de hoogte van het budget voor scholen wordt teruggebracht van 130 naar ongeveer 30.
– De scholen ontvangen een basisbedrag per school en een bedrag per aantal leerlingen.
– Op basis van de locatie en de situatie van de school en de specifieke achtergronden van leerlingen komen nog een beperkt aantal aanvullende regelingen bij, die zich richten op de locatie en situatie van de school en de specifieke achtergronden van bepaalde leerlingen.
Wat betekent dit in de praktijk voor cultuureducatiebudget?
– Zorg voor een cultuureducatieplan waarin de besteding voor cultuureducatie duidelijk is. Geef daarin aan dat budget dat eerder geoormerkt was voor cultuureducatie nu in de lumpsum zit.
– Hanteer eventueel de bedragen die in het verleden werden gehanteerd voor de Velo (vereenvoudigde Londo) en prestatiebox met een indexering: in 2021 bedroeg dit per school € 111,53 en per leerling € 21,51.